Uitvoeringswet Nederlands-Duits Grensverdrag
Artikel 20
1
Personen en lichamen, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het Grensverdrag woonachtig of gevestigd zijn in de in artikel 4 van het Grensverdrag bedoelde gebieden, worden voor de toepassing van de Nederlandse belastingwetgeving geacht het Rijk in Europa op dat tijdstip metterwoon te hebben verlaten onderscheidenlijk zich buiten het Rijk in Europa te hebben gevestigd.
2
Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde personen of lichamen blijven buiten toepassing:
a
artikel 7, tweede lid, van het Besluit op de Inkomstenbelasting 1941 (Verord.bl. 105);
b
artikel 2, derde lid, laatste volzin, van het Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942 (Verord.bl. 51);
c
artikel 3, eerste en tweede lid, van de Successiewet 1956 (Stb. 362).
3
Met betrekking tot gebouwde en ongebouwde eigendommen, welke gelegen zijn in de in artikel 4 van het Grensverdrag bedoelde gebieden, is voor het belastingjaar, waarin de dag der inwerkingtreding van het Grensverdrag valt, grondbelasting slechts verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het belastingjaar als er gehele maanden verstreken zijn vóór de inwerkingtreding van het genoemde Verdrag.
4
Het bepaalde in het vorige lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de personele belasting, voor zoveel betreft het gebruik van percelen, welke gelegen zijn in de in artikel 4 van het Grensverdrag bedoelde gebieden.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.